Het leerprogramma is opgedeeld in vijf hoofdstukken, die de werknemer doorloopt op het volgende:

• 1. De medewerker maakt een kernkwadrant en onderzoekt welke leiderschapsstijlen er zijn. Ook onderzoeken zij welk type leider het beste bij hen past.
• 2. Om een goed gesprek te voeren leert de medewerker hoe zij de gesprekstechniek kunnen toepassen. Deze ervaringen gebruikt de medewerker bij het leiden van een werkoverleg. Daarnaast wordt de medewerker bewust wat de kracht is van (lichaams)taal. Verder wordt het geven van feedback, reflecteren op jezelf en je eigen handelen en het evalueren van het proces behandeld.
• 3. De medewerker leert innovatie te handelen, denken probleemoplossend en weten hoe zij moet omgaan met privé omstandigheden en conflicten op de werkvloer. Daarnaast maken de medewerkers een planning, leren ze wat goed timemanagement is en onderzoeken welke kwaliteits -en productiviteitsnormen voor hun werk/stage van toepassing zijn. Tenslotte leert de medewerker wat effectief leiderschap is, hoe zij taken kunnen delegeren en hoe zij een functioneringsgesprek moeten voeren.
• 4. De medewerker leert welke technieken je kunt inzetten om medewerkers zijn of haar doelen te laten formuleren. Verder leert de medewerker hoe zij een medewerker kunnen coachen en welke verschillende motivatietechnieken je kunt inzetten bij het begeleiden van medewerkers. Tot slot leert dat een leider in verschillende situaties andere aanpak hanteert.
• 5. De medewerker schrijft een inwerkprogramma. Verder leren ze hoe zij welke ondersteunende- en ontwikkelingsmogelijkheden medewerkers hebben. Ook weten de medewerkers na het maken van de opdracht welke wet- en regelgeving van toepassing zijn binnen hun bedrijf/stage.